Dag
Mevrouw Zevenstaart
Ergens
in mijn tuin ligt er een deurklink. De deur is er nooit geweest. Maar om mijn
grenzeloos zijn te begrenzen, heb ik er ooit een deurklink geplant. Om me te
oefenen in grenzen.
Heb
er steentjes rond gelegd, als rite. Steentjes van anderen om mijn verbondenheid
in tederheid vast te leggen. Is een berg van steentjes geworden. Maar de
deurklink is me bijgebleven.
En
als ik, zoals vandaag even grenzeloos door de tuin loop, vertoef ik even bij de
tempel van die steentjes.
Niet
voor de steentjes. Maar voor de deur die er nooit was. Wel de deurklink die me
zo dierbaar is geworden. Als houvast in de tuin van mezelf.
Dag
Mevrouw Zevenstaart
Was een kunstenaar op het doek. En nu staar ik naar de tuin
vanop mijn tempel.
Meneer Henri Remi
Pêdon